Toen prinses Zelda zei dat we naar een tempel gingen stelde ik mij daar in eerste instantie een soort kerk bij voor. Zacht kaarslicht. Comfortabele bankjes. Fluisterende bezoekers. Een plaats van bezinning. Even op adem komen van alle krankzinnige avonturen. Precies wat mijn overspannen geest nodig had. Ik sprong in de locomotief en plande de route. Volle kracht richting Forest Temple! Prinses Zelda leek tevreden dat ik eindelijk een keer zonder protest haar bevelen opvolgde.
Maar de Forest Temple was helemaal geen plaats van bezinning. Dat merkte ik al toen ik bij binnenkomst werd aangevallen door stekelige rupsen en exploderende kevers. Achteraf had ik natuurlijk meteen rechtsomkeer moeten maken. Maar dat deed ik niet. Ik holde in paniek een trap op en vanaf dat moment was ik verloren. Verdwaald in een doolhof vol paarse gifwolken en moordlustige insecten. Ik heb mezelf wel tien keer in mijn arm geknepen, maar de nachtmerrie weigerde over te gaan. Waarom luister ik dan ook steeds naar de prinses? Als ik hier ooit nog levend vandaan kom ga ik gewoon weer naar huis. Ik ben er klaar mee. Laat iemand anders Hyrule maar redden. Ik wil alleen nog maar slapen.